Klimaatdrama - Frans-Jan W. Parmentier

Klassekampen, 2 juni 2017
Het klimaatdebat zit vol met valse tegenstellingen. Daardoor loopt het vast.
Klimaatdrama
Onlangs was het einde der tijden wereldnieuws. The Guardian meldde dat klimaatverandering de permafrost rond de wereldzadenbank op Spitsbergen had laten ontdooien, waardoor die overstroomde. Dit leidde tot een mediastorm met sensationele krantenkoppen over ‘The Doomsday Vault’. De teneur: klimaatverandering is nu al zo erg, dat zelfs ons noodplan voor het einde van de wereld er niet tegen bestand is.
Wat er in werkelijkheid aan de hand was, was dat er een beetje water de tunnel naar binnen was gelopen, ver weg van de opslag zelf die honderd meter dieper in de berg ligt. Dit is wel vaker gebeurd, omdat de ingang niet is ontworpen om geheel waterdicht te zijn, en dat gaat nu verbeterd worden.
Dat is natuurlijk een minder interessant verhaal dan een klimaatthriller compleet met het einde der tijden. Maar dit is ook een typisch voorbeeld van hoe berichtgeving over klimaatverandering vaak zwart-wit is. Aan de ene kant wordt de opwarming van de aarde te vaak gepresenteerd als het einde van de wereld. Aan de andere kant zijn er mensen die beweren dat er niks aan de hand is, zoals de Noorse politicus Ulf Leirstein van de populistisch-rechtse FRP die begin mei op Twitter triomfantelijk meldde dat het in Oslo aan het sneeuwen was.
Klimaatverandering betekent niet dat de mens zal uitsterven, maar raakt de armste het hardst. Hier een tyfoon in China.
Toen ik net was begonnen aan mijn promotieonderzoek in Amsterdam, nu ruim 10 jaar geleden, kwam Al Gore op onze universiteit langs om een praatje te houden ter promotie van zijn film 'An Inconvenient Truth'. Bij het terugzien van de film ben ik nog steeds onder de indruk ben van hoe hij de basisfeiten van klimaatverandering goed wist over te brengen. Maar de film boezemt ook angst in door de onafgebroken presentatie van natuurrampen, inclusief een onduidelijke verwijzing naar ziektes zoals de vogelgriep. Terwijl Gore praatte werd ik dan ook enigszins onrustig: Ik stelde me voor hoe de Noordzee de aula zou binnenstromen.
Angst is een slechte raadgever. Niet in het minst omdat het tot apathie kan leiden. Ik heb de film daarom ook niet aan anderen aangeraden, ondanks dat die zo ontzettend belangrijk is geweest voor de publieke gewaarwording over klimaatverandering.
Maar een beetje overdrijving is toch zeker een prima retorisch instrument om een boodschap goed over te brengen? Wellicht, mits die boodschap niet verandert. Wetenschappelijke studies staan vol voorbehouden. De media slaat die over en blaast conclusies flink op. Alsof het smelten van de ijskappen, de stijging van de zeespiegel, en een toename van hittegolven niet al dramatisch genoeg zijn.
Dit gebrek aan nuance lijdt tot een onnodige zwart-wit tegenstelling in het klimaatdebat. Af en toe beland ik daardoor in een vreemde spagaat. Onzin van klimaatontkenners bestrijd ik natuurlijk ten sterkste. Tegelijkertijd krijg ik op een verjaardagsfeestje soms oprechte, bezorgde vragen of de wereld vergaat. Vaak voel ik me dan genoodzaakt om te benadrukken dat klimaatverandering niet het einde van de mensheid betekent, maar iets is waar de armste mensen op aarde het meest onder zullen lijden. En dat men in het rijke westen genoeg geld heeft om de hardste klappen op te vangen.
op een verjaardagsfeestje krijg ik oprechte, bezorgde vragen of de wereld vergaat
Dat brengt mij tot een tweede zwart-wit tegenstelling die je vaak tegenkomt: het klimaat tegenover de economie. Een valse tegenstelling die zowel door klimaatactivisten als door rechtse politici wordt gebezigd: Dat we moeten kiezen tussen brood op de plank of een klimaatneutrale toekomst, zonder een andere mogelijke uitkomst.
Wellicht begint het bij mensen door te dringen dat die tegenstelling vals is. Ironisch genoeg tweette de conservatieve denktank ‘The American Enterprise Institute’ een maand geleden dat zonne-energie 79 keer zoveel mankracht vereist als stroom die opgewekt wordt met steenkool. Afgezien van het feit dat deze getallen zwaar misleidend zijn – omdat ze simpelweg alle mensen meetelden die in deze nieuwe industrie zonnepanelen installeren, terwijl de kolenmijnen er al zijn – is het conservatieve argument nu kennelijk dat de fossiele industrie juist minder banen oplevert. En dat is waar. In de VS zijn er nu al twee keer minder mijnwerkers in de kolenindustrie dan installateurs van zonnepanelen. Nog ironischer: in Kentucky is er een kolenmuseum dat volledig op zonne-energie is overgeschakeld omdat dit per jaar tot tien duizend dollar aan stroomkosten bespaart.
Op het filmfestival van Cannes heeft Al Gore net zijn nieuwe film “An Inconvenient Sequel: Truth to Power” gepresenteerd, die deze zomer uitkomt. Ook hij ziet nu in dat het benadrukken van oplossingen constructiever is dan angst inboezemen. Die oplossingen zijn gelukkig al in volle gang: een recordaantal elektrische auto’s rijdt door onze straten, wereldwijd worden kolencentrales gesloten, en zonne- en windenergie wordt overal uitbreidt. Maar ik betwijfel ten sterkste of deze projecten uit angst voorkomen – nee, eerder uit hoop op een betere toekomst.
Deze tekst verscheen oorspronkelijk in Klassekampen op 2 juni 2017