Koude feiten - Frans-Jan W. Parmentier

Klassekampen, 9 maart 2018
Een winter met goed schaatsweer moet ons niet doen vergeten dat het poolgebied smelt.
Koude feiten
Strenge vorst, sneeuw en ijs. Lekker! Eindelijk weer eens een normale winter. Toch? Nee. Schijn bedriegt, want eigenlijk is er niks normaal aan. In mijn vorige column voorspelde ik het al: door veranderingen in de straalstroom rond het poolgebied kan het op de ene plek extreem koud, en tegelijkertijd ergens anders extreem warm zijn. En dat was ook dit keer het geval.
Terwijl bij ons kouderecords gebroken werden vanwege 'De Russische beer', de Zweden spraken over 'Snökanon' (sneeuwkanon), en de Britten over 'The Beast from the East', was het rond de Noordpool tientallen graden te warm. Ten Noorden van Groenland zit normaliter het dikste zeeijs, en dit hoort nu op zijn maximum te zijn. Maar met temperaturen van 5 graden boven nul en sterke wind, verdween het zeeijs juist. Deze winter is er zo'n anderhalf miljoen vierkante kilometer minder zeeijs dan in de jaren '90. Een derde van de oppervlakte van de EU. In de zomer is het verschil veel groter.
Het verdwijnen van het zeeijs en de snelle opwarming van het poolgebied zet een kettingreactie in gang die veel verder reikt dan je zou denken: van lokaal tot wereldwijd en van voorspelbaar tot onverwacht.
Terwijl kouderecords werden verbroken in Europa, was het poolgebied tientallen graden te warm. Dat raakt de natuur – en ons allemaal.
Voor ijsberen, zeehonden en walrussen is het zeeijs essentieel als leefgebied, b.v. voor voedselvoorziening en het opvoeden van jongen. Wanneer deze dieren langere tijd aan de kust moeten doorbrengen, zullen velen van hen het niet overleven. Verborgen onder het zeeijs vinden ook grote veranderingen plaats: dunner ijs laat meer zonlicht door wat kan leiden tot meer algengroei, en op andere tijden van het jaar. Dit verstoort de hele voedselketen waardoor arctische vissoorten en ander zeeleven moeilijker aan voedsel kunnen komen, en mogelijk vervangen worden door soorten die beter gedijen in het warmere water.
Dat de natuur in het poolgebied nooit meer hetzelfde zal zijn door het verdwijnen van het zeeijs mag duidelijk zijn. Maar het smeltende ijs heeft ook gevolgen voor ons klimaat. Het is als het weghalen van een gigantische spiegel die het zonlicht weer terug de ruimte in kaatst. Meer open water betekent het tegenovergestelde: zonlicht wordt juist opgenomen, en de oceaan en de atmosfeer warmen nog verder op. Dit kan ertoe leiden dat nog meer ijs afsmelt, wat het probleem versterkt. Juist doordat het zeeijs verdwijnt warmt het poolgebied wel twee tot drie keer sneller op dan de rest van de wereld.
Behalve zeeijs lijdt die snelle opwarming ook tot het sneller afsmelten van landijs, zoals op Groenland. Dat is met name een probleem voor laaggelegen landen zoals Nederland. Terwijl het verdwijnen van het zeeijs de zeespiegel niet doet stijgen, doet het smelten van ijskappen en gletsjers dat wel. Het is het verschil tussen een glas water waar al ijs in drijft, of dat je er ijsblokjes aan toevoegt.
Bovendien begint langzaamaan ook de permafrost te ontdooien. In deze bevroren grond is over millennia een grote hoeveelheid koolstof opgebouwd, afkomstig van plantenresten en dergelijke die niet of nauwelijks afgebroken werden door de lage temperaturen. Bij het ontdooien van de permafrost, komt deze koolstof vrij als CO₂ en methaan – de twee belangrijkste broeikasgassen. De aarde warmt daardoor nog verder op, en de neerwaartse spiraal is compleet.
Het is als het weghalen van een gigantische spiegel die het zonlicht terugkaatst.
Zijn er dan echt geen positieve kanten aan het opwarmen van het poolgebied? Ja, en nee. Doordat de sneeuw eerder smelt en de zomers warmer worden, kunnen planten langer groeien, wat meer voedsel voor zowel mens als dier oplevert. Een beetje extra warmte in de zomer is niet zo erg, maar de extreem hoge temperaturen in de winter – zoals een paar weken geleden – zorgen voor grote problemen in het hoge Noorden. Een warmtegolf kan de sneeuw doen smelten, maar als het daarna weer gaat vriezen staan planten compleet blootgesteld aan de ijzige kou. Als niet alle sneeuw wegsmelt, vormen er dikke ijslagen die planten ook beschadigen – een fiks probleem voor zowel de natuur als landbouw. Satellieten en veldstudies laten zien dat dit al in grote gedeeltes van het poolgebied, en met name in Noord-Noorwegen, het geval is.
Zo bezien waren de prachtige wintertaferelen uit Europa als een schijnwerkelijkheid. Het veranderende klimaat houdt ons nog even voor de gek terwijl het keihard toeslaat in het poolgebied. En al word ik ook blij van een goede winter, weet ik dat ook dat een keer ophoudt zonder een omslag in ons gedrag. Klimaatverandering is niet iets dat beperkt is tot het hoge Noorden.
Met elke ton CO₂ die we uitstoten nemen we een gok dat onze planeet dit nog kan hebben. Hebben we al een omslagpunt bereikt, en zo niet: durven we het aan om uit te vinden hoe lang we die gok nog kunnen nemen?
Deze tekst verscheen oorspronkelijk in Klassekampen op 9 maart 2018